, [], Whether initial fear differs substantially from filial fear?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Er is [61]in de liefde [62]geen vrees, maar [63]de volmaakte liefde [64]drijft de vrees buiten; want [65]de vrees heeft [66]pijn, en die vreest, [67]is niet volmaakt in de liefde. 61. Dat is, in degenen, die hun geloof door de liefde betonen, die waarlijk God en hun naaste liefhebben. 62. Namelijk van verdoemd te worden in den dag des oordeels, welke vrees een slaafse vrees genoemd wordt. Want hij spreekt hier niet van de vreze Gods, die het beginsel is van alle wijsheid, Ps.111:10 welke is een kinderlijk ontzag voor de Goddelijke majesteit en zorgvuldigheid om dezen niet te vertoornen; daar die ons wordt geboden; Fillip.2:12; 1 Petr.1:17. 63. Dat is, als wij God en onzen naaste oprecht liefhebben. Zie hfdst.2 vs.5. 64. Grieks werpt. Want deze vrees is in de harten en gewetens der zondaren zo vast ingeplant, dat ze als met geweld door een sterk en oprecht geloof buiten het hart gedreven moet worden. Dat wij nu een oprecht geloof hebben, wordt gekend uit de oprechte liefde tot God en onzen naaste, die dus dit uitdrijven ook toegeschreven wordt. 65. Namelijk van verdoemd te zullen worden. 66. Of straffing; dat is, kwelling, angst en benauwdheid des gemoeds, die ophoudt als wij verzekerd zijn van de oprechtheid onzes geloofs, hetwelk geschiedt zo door den geest Gods, als door de werken der liefde, welke hoe groter ze is, hoe minder de vrees en benauwdheid is. 67. Dat is, heeft nog de rechte liefde niet; want zo hij deze had, hij zou de vrees uitdrijven.